Zoek een persoon

{{ filtered.length }} van {{ totalItems}} personen getoond

Geen personen gevonden

Casparus Bernardus Burger


geboren: 30 oktober 1897 te Dreischor
overleden: 13 juli 1983 te Amersfoort

Bijdragen in het Liedboek

213 Morgenglans der eeuwigheid (v)
474 Loof God, gij christenen, maak Hem groot (v)
477 Komt allen tezamen (v)
749 ‘Op, waak op’, zo klinkt het luide (v)
912 Neem mijn leven, laat het, Heer (v)

Leven en werk

Burger, geboren in een predikantsgezin, groeide op in Eck en Wiel en bezocht het gymnasium in Zetten en Tiel. Hij studeerde theologie aan de universiteiten van Utrecht (1916-1920), Leiden (1920-1924) en aan de Sorbonne te Parijs (1924). In Leiden werd hij sterk beïnvloed door de remonstrantse predikant en theoloog K.H. Roessingh (1886-1925). Geïnspireerd door Roessinghs gedachtegoed heeft Burger zich vanaf zijn studententijd ingezet voor een ‘humanistisch christendom’, dat wil zeggen: een christendom dat volop gericht is op het humaniseren van de cultuur en maatschappij. Na de Tweede Wereldoorlog was vooral het religieus socialisme van de Duits-Amerikaanse theoloog Paul Tillich zijn inspiratiebron.

In 1924 werd Burger hervormd predikant in Zweeloo en trouwde hij met Anna Geertruida Keestra. Vanaf 1932 stond hij vier jaar als predikant in Bergen op Zoom en daarna tien jaar in Deventer. In 1946 werd hij predikant te Utrecht aan De Leeuwenbergh, het centrum van de Nederlandse Protestantenbond en de Vereniging van Vrijzinnig Hervormden. Deze functie bekleede hij tot zijn emeritaat in 1963. Na zijn emeritaat ging Burger in Leusden wonen en hield zich bezig met ouderenpastoraat en het vertalen van onder andere boeken van Tillich.

Naast zijn predikantschap heeft Burger verschillende functies bekleed. Hij is vooral belangrijk geweest voor het vrijzinnige jeugdwerk en vervulde diverse functies bij de Vrijzinnige Christelijke Jeugdcentrale (VCJC): in 1920-1921 was hij er voorzitter van en van 1928 tot 1932 algemeen secretaris. Burger was een van de drijvende krachten achter de oprichting van talrijke plaatselijke VCJC-afdelingen en ten behoeve van het jeugdwerk nam hij het initiatief tot de liedbundel Jong is ons harte (1930, heruitgave 1934).

Het kerklied had zijn warme belangstelling. Hij publiceerde er regelmatig over en vertaalde liederen uit het Duits en Engels. Zelf heeft hij geen liederen geschreven. Namens de Vereniging van Vrijzinnige Hervormden was Burger lid – en later secretaris – van de Gezangencommissie voor de ‘Hervormde Bundel 1938’. In dit liedboek verschenen vertalingen van hem, zoals ‘Looft God, gij christnen, maakt Hem groot’ en ‘Op, waakt op, zo klinkt het luide’.

Na de Tweede Wereldoorlog had Burger zitting in de Hervormde Commissie Psalmberijming en in de hervormde Commissie voor de Gezangen. In het laatstgenoemde boek werden acht liedvertalingen van Burger opgenomen, waarvan er vijf in het Liedboek – Zingen en bidden in huis en kerk terecht zijn gekomen. Hij was vanaf 1955 tevens lid van de commissie voor bijbels en liedbundels van de Nederlandse Protestantenbond (NPB). Als voorzitter van een studiecommissie van de Vereniging van Vrijzinnig Hervormden hield hij zich bezig met het Dienstboek voor de Nederlandse Hervormde Kerk in ontwerp (1955). Uit onvrede met dat ontwerp publiceerde deze commissie in 1952 een eigen Bijdrage tot de hervormde eredienst.

Auteur: Jan Smelik